Executieve functies in ontwikkeling

“Geef je leerlingen steun, sturing en inspiratie. En werk met individuele verschillen. Veel scholen richten zich op de gemiddelde leerling. Maar die bestaat niet.” (Jelle Jolles)


De ontwikkeling van de executieve functies hangt nauw samen met de ontwikkeling van het brein. Leeftijd is hierbij een belangrijke maar zeker niet allesbepalende factor: kinderen evolueren immers op verschillende snelheden. Bovendien worden executieve functies sterk beïnvloed door omgevingsfactoren. Grosso modo zijn er wel tendensen in de ontwikkeling te bespeuren. De executieve functies nemen een snelle groei in de kleutertijd en blijven daarna gestaag verder groeien tot laat in de adolescentie.


Vaak worden de vaardigheden van leerlingen op dit vlak verkeerd ingeschat. Tieners hebben bijvoorbeeld veel nood aan sturing en begeleiding. Soms wordt er vanuit gegaan dat deze leeftijdsgroep bepaalde executieve functies zoals plannen, organiseren en impulscontrole al onder de knie heeft, terwijl dit niet het geval is. Ze zijn immers de meest impulsieve leeftijdscategorie. 




Een expert in in de ontwikkeling van het tienerbrein is Jelle Jolles. Hij geeft aan dat het belangrijk is om rekening te houden met individuele verschillen op het vlak van geslacht, de leer- en leefomgeving, achtergrond. Zo vinden leerkrachten beter in waarom een leerling minder goed presteert of storend gedrag stelt. Dit betekent dan ook niet dat die leerling geen potentieel heeft om verder te ontwikkelen. In die zin is het voor leerkrachten belangrijk om te denken vanuit een groeiperspectief over leerlingen.



In onderstaand filmpje licht Dieter Baeyens toe hoe je als leerkracht kan omgaan met storend gedrag. 


Een verklaring voor storend gedrag kan te vinden zijn in de executieve functies van de leerlingen. Wanneer dit het geval is, is het belangrijk om leerlingen emotionele, instructionele en organisationele steun te bieden.