Doordat je met twee of meer leerkrachten voor de klas staat, ben je soms geneigd om leerlingen te snel te helpen. Wees je hiervan bewust en probeer leerlingen zoveel mogelijk te ondersteunen in hun zelfstandigheid en probleemoplossend vermogen.
Leer je leerlingen zelf inschatten of en welke hulp ze nodig hebben. Bijvoorbeeld met gebruik van een blokje op hun bank waarmee ze aangeven “ik kan zelfstandig aan het werk’, “ik vraag hulp aan een medeleerling’ of ‘ik heb een vraag voor de leerkracht’.
Teamteaching maakt het mogelijk om leerlingen sneller en beter te helpen, maar de aanwezigheid van meerdere leerkrachten kan ook verwarrend zijn. Zeker wanneer je niet voltijds met twee of meer voor de klas staat, maar wisselend van dagdeel tot dagdeel. Dan kan je het best zorgen voor voorspelbaarheid via bijvoorbeeld een weekrooster of kalender waarop je aangeeft wanneer welke leerkrachten in de klas zijn.
Net zoals collega’s elkaar kunnen oppeppen en motiveren, zo kan het ook gebeuren dat teamteachers elkaar negatief besmetten. Probeer de eventuele neerslachtige of negatieve houding van één of enkele collega’s bespreekbaar te maken zodat collega’s opnieuw elkaars positieve stand-in kunnen worden.
Het kan bij momenten erg intens zijn om steeds met een collega samen voor de klas te staan. Soms voelt die intensiteit aan als een verlies van autonomie omdat je voor heel veel aspecten niet meer alleen, maar met twee beslist. Als dit gevoel overheerst dan is het belangrijk om dat uit te spreken en samen te zoeken naar wat kan helpen.